Uit onderzoek blijkt dat er elk jaar in onze Nederlandse ziekenhuizen 1018 mensen sterven terwijl deze niet dodelijk ziek zijn. Daarnaast zijn er 38.000 mensen die tijdelijke of blijvende zorg gerelateerde schade oplopen. In 80% van deze gevallen is dit te wijten aan een tekort aan beroepscompetentie en training. Er is ook aangetoond dat deze getallen gereduceerd kunnen worden door beter en vaker te trainen (Bron: Nivel 2022).
Simulatietraining is aangetoond de meest effectieve manier van training waarbij blijvende gedragsverandering wordt gerealiseerd. Zorgprofessionals oefenen in de huidige situatie tijdens simulatietraining met een patiënten simulator, een pop, om zo vitale bedreigingen bij een patiënt te leren herkennen en behandelen.
Echter zitten er aan deze manier van trainen ook nadelen. De simulator heeft de beperking dat deze geen uiterlijke kenmerken weer kan geven. Hierbij kun je denken aan bijvoorbeeld het krijgen van een grauwe kleur of allergische rode vlekken, maar ook emoties zoals angst en pijn. Dat deze uiterlijke kenmerken niet kunnen worden weergegeven is eigenlijk best vreemd. We proberen immers de artsen en verpleegkundigen te leren om snel symptomen te herkennen met een middel dat daar onvoldoende geschikt voor is.
Daarnaast is er ook nog een ander belangrijk probleem. Deze simulatietrainingen zijn tijd en kosten intensief. De zorgprofessionals moeten uit de zorg gepland worden (handen van het bed), deze gaan naar een (externe) trainingsruimte, er dient een dure simulator aanwezig te zijn, maar ook trainers die de training faciliteren. Het resultaat hiervan is dat er vaak maar één keer per jaar echt getraind wordt. En dat blijkt dan ook onvoldoende.